Gietijzer

Uit Agriwiki

Samenstelling[bewerken | brontekst bewerken]

Gietijzer, niet te verwarren met smeedijzer, is een hard, bros en niet smeedbaar materiaal. IJzer, verkregen door ruwijzer in een koepeloven te smelten. soms wordt er kalksteen aan toegevoegd, waardoor het ijzer wordt gezuiverd van zwavel, fosfor, e.d. Het ruwe koolstofhoudende gietijzer kan direct worden uitgegoten maar het kan ook in een tweede procesgang worden hersmolten en ontkoold. Dit proces, dat het ijzer smeedbaar maakt, noemt men frissen of louteren. Het wordt sinds XV toegepast.

Toepassing[bewerken | brontekst bewerken]

Sinds begin XV ontdekte men de praktische toepasbaarheid van het gietbare, gesmolten ijzer. Aanvankelijk maakte men er kanonnen, kogels van en iets later ook haardplaten, vijzels, grafplaten, e.d. Het gietijzer werd vooral in XIX toegepast voor talrijke onderdelen in de bouw, zoals ankerrozetten, goten, kaponderdelen en kolommen, maar ook voor bruggen, grafmonumenten, plantenkassen. Er werden zelfs hele gebouwen van gemaakt, zoals het Crystal Palace te Londen (1850) en het Paleis voor de Volksvlijt te Amsterdam (1861). Ook elementen voor vuurtorens werden gemaakt en op de bouwplaats gemonteerd. De laatste ijzergieterij van belang in Nederland is in 1983 gesloten.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst is gebaseerd op:

  • E.J. Haslinghuis en H. Janse Bouwkundige termen, Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie (4de druk, Leiden 2001), p.189