Kruiskozijn

Uit Agriwiki

Een kruiskozijn is een kozijn dat door een tussenstijl en tussendorpel (het kruis) in vier delen wordt verdeeld. Kruiskozijnen zijn erg oude vensters en werden tot in de 17de eeuw in boerderijen toegepast. In de stad is men eerder overgegaan op de schuiframen dan op het platteland. Bestaande houten kruiskozijnen werden vanaf de 17de eeuw op grote schaal verzaagd of vertimmerd. Dat gebeurde zowel in de stad als op het platteland.

De opbouw en onderdelen van een kruiskozijn

Een kruiskozijn bestaat uit drie kozijnstijlen: een onderdorpel, een bovendorpel en daartussen een tussendorpel. Een tussendorpel wordt ook wel een kalf genoemd. De tussendorpel kan smaller, even breed, of breder zijn dan de stijlen. Het kozijn wordt daardoor in vier lichtopeningen verdeeld waarvan de bovenste twee ramen vaak bestonden uit vaste glas-in-lood panelen met bindroeden. Later kwamen er ook kruiskozijnen waar in de bovenlichten het glas in houten roeden geplaatst was (zonder raam). De onderste twee ramen bestonden uit naar binnen draaiende ramen met buitenluiken.

Bolkozijn

Een kruiskozijn heeft vier openingen. Van dit type kozijn zijn ook kozijnen met twee openingen afgeleid. Als de twee openingen naast elkaar liggen, wordt een dergelijk kozijn een bolkozijn genoemd. In de ene opening bevindt zich dan glas. De andere opening wordt afgesloten door een luik. De bolkozijnen komen regelmatig voor bij oude boerderijen als er niet genoeg hoogte was voor een groter venster.

Tweelichtvenster

Een bolkozijn lijkt op een tweelicht venster. Een tweelichtvenster is echter een jonger type venster. Het is symmetrisch; het heeft zowel links als rechts een luik en daarachter een draairaam.

Kloosterkozijn

Ook dit is een half kruiskozijn. Het verschil met een bolkozijn is echter dat de openingen nu boven elkaar liggen. Bovenin bevindt zich glas. De opening eronder wordt afgesloten door een luik. Een kloosterkozijn komt veel voor bij middeleeuwse kloosters. De sobere kloosterorden hadden een voorkeur voor dit venstertype omdat het alles had wat een monnik nodig had. Bovenin was glas voor het licht. Het luik was er voor de frisse lucht. Alle andere zaken werden als overbodige luxe gezien. Ondanks de naam kloosterkozijn komt dit type venster ook af en toe in andersoortige gebouwen voor.

Melkmeisje

Een bijzonder kruiskozijn is het zogenaamde melkmeisje. Dat is een kruiskozijn met vier lichtopeningen met vast glas aan de bovenzijde en twee met luiken aan de onderzijde.

Kruiskozijnen zijn in het verleden nogal eens verbouwd tot schuiframen.

Links

Bron

De tekst is gebaseerd op:

  • Hemert, R. van, Kozijnen, ramen, deuren luiken (2003) p.94
  • Visser, I. de, Kleur op Boerderijen (2005) p.48
  • Jehee, J.J., Tussen Lucht en Licht (2010) p.71,91,107