Put

Uit Agriwiki

De waterput is van oudsher de spil van het erf. Voor drinken geven aan de dieren en wassen en koken is immers schoon water nodig. Na de komst van de waterleiding verdween het belang van de put en pomp, alhoewel er nog altijd boerderijen zijn die ‘eigen water’ oppompen.

Ontwikkeling put

Voor de watervoorziening op de boerderij fungeerde oorspronkelijk de gegraven put. Afhankelijk van de streek zit het grondwater dicht onder het maaiveld tot vele meters diep. In de meeste gevallen moet er behoorlijk diep gegraven worden (tot wel tien meter). Omdat een kuil snel instort, zijn de eerste ‘puttengravers’ al begonnen de wanden ervan te verstevigen. Voor dat doel werden in de middeleeuwen uitgeholde boomstammen, plaggen en zelfs van bodem en deksels ontdane tonnen gebruikt. Later is men putwanden gaan verstevigen met metselwerk van taps toelopende bakstenen; dit vergemakkelijkte het metselen in de ronde vorm. Het metselwerk kon een grote druk weerstaan en was dus geschikt voor diepe putten. Daarnaast werd er veelvuldig gebruik gemaakt van schaalvormig gehakte stukken Bentheimer zandsteen. Deze werden met grote krammen bij elkaar gehouden. Bij de put stond vaak een paal of V-vormig vertakte boom, waaraan een puthaal kon scharnieren. Aan de ene kant daarvan hing aan een lange ketting of touw een emmer, waarmee water opgehaald kon worden. Aan het andere einde zat een contragewicht, bijvoorbeeld een zware steen. Op deze manier kon gemakkelijk een volle emmer water uit de put omhoog worden gehaald.

Gebruik

Behalve als leverancier van fris water werd de put ook voor andere doeleinden gebruikt: om de melkbussen te koelen bijvoorbeeld of om de midwinterhoorn nat en daardoor op toon te houden. Voor deze zware houten hoorn diende de putrand tevens als steun tijdens het spelen. De put werd vaak dicht bij de voordeur geplaatst; dat geldt ook voor de handbediende pomp die vanaf 1900 meer en meer de put verving. Via de voordeur was men zó in de keuken met direct daarachter meestal de stal. In toenemende mate werden er pompen op de deel en in de keuken geplaatst, wat een enorme vooruitgang in gebruiksgemak betekende.

Aanleg

De bouw van een waterput was een hele onderneming. Vaak werd vooraf een wichelroedeloper gevraagd de meest geschikte plaats aan te wijzen. Een veel toegepaste methode was die waarbij bovengronds de put rand voor rand werd opgebouwd, terwijl deze aan de onderzijde werd ondergraven. Zo zakte het bouwwerk beetje bij beetje steeds dieper in de grond. Dit hield men vol totdat het grondwater voldoende vlot toeliep. De arbeider die in de diepte in de nattigheid aan het graven was, was niet te benijden. Deze man zat letterlijk ‘in de put’. Nadat de waterpomp zijn intrede had gedaan, werden putten vaak tot vlak onder het maaiveld afgebroken en met een stevig deksel afgesloten. De nieuwe pomp werd er dan direct naast gebouwd, waarbij de aanzuigpijp in de schacht van de oude put werd gehangen. Wie nu een waterpomp plaatst, laat meestal eerst een ‘puntstuk slaan’. Daarbij wordt, met behulp van koppelbare holle buizen en heel veel water, een aanzuigbuis de diepte ingewerkt. Een andere optie is boren.

Bentheimer steen

Putten van Bentheimer zandsteen komen voor in Twente, delen van Drenthe en de Achterhoek. De oudst gedateerde put is van 1575 en staat in Gelselaar. Dat Bentheimer putten elders in ons land niet voorkomen is opmerkelijk, want het bouwen met de grote, relatief makkelijk te verwerken brokken steen kent meerdere voordelen. De reden dat men elders – tot de opkomst van de baksteen – is blijven ‘aanmodderen’ met planken en plaggen, is waarschijnlijk dat het transport van de stukken natuursteen met paard en wagen lastig en kostbaar was. Voor de rest van het land lagen de steengroeven in het Duitse Bentheim eenvoudig te ver weg.

Bron

De tekst is gebaseerd op:

  • Landleven 15e jaargang nummer 2 maart 2010
  • Ton van der Heijden (red.) Nederland Dichterbij Boerderijen (Amsterdam 1996) p. 89

Links

Verder lezen