Schoor
'Schuin geplaatste paal, balk of stijl die iets schraagt, de druk van een belasting opvangt of een zijdelingsverband aanbrengt. Bijvoorbeeld onderdeel van een kapconstructie. Men spreekt onder andere van een steekschoor en een windschoor.' (Haslinghuis, Bouwkundige termen (2001, Leiden), p.406)
Steekschoor
'Schoor in een houtconstructie, boven met een pen in een gat gestoken, onder gespijkerd.' (Haslinghuis, Bouwkundige termen (2001, Leiden), p.436)
Windschoor
'Schuin oplopend stuk hout, in de lengte richting van de kapconstructie aangebracht tussen een spantdeel en een fliering of gording. Daarmee wordt de stijfheid van de kap in die richting verzekerd en de winddruk opgenomen. Ook: spreiband, windband, stormband.' (Haslinghuis, Bouwkundige termen (2001, Leiden), p.517)
Windlat
'Schuin oplopende lat, onder tegen een opeenvolgende serie daksporen gespijkerd om schranken tegen te gaan. Eerste vorm van windverband in een kapconstructie.' (Haslinghuis, Bouwkundige termen (2001, Leiden), p.516)
Bron
De tekst is gebaseerd op:
- Haslinghuis, Bouwkundige termen (2001, Leiden), p.406
- Haslinghuis, Bouwkundige termen (2001, Leiden), p.436
- Haslinghuis, Bouwkundige termen (2001, Leiden), p.517
- Haslinghuis, Bouwkundige termen (2001, Leiden), p.516