Schouwtegel

Uit Agriwiki
Tegeltableau met een bloemvaas, 1795-1815. Bron: J. Kamermans, Het Tegelboek, p. 132.
Tegeltableau van 2x3 met een boerin met koe en een boer met paard, 1850-1900. Bron: J. Kamermans, Het Tegelboek, p.161.
Tegeltableau van 2x3 met een kat en een hond, 1800-1850. Bron: J. Kamermans, De Nederlandse Tegel 1570 - 1930, p. 154.
Vierpastegel met decor van tulp en ster, 1800-1850. Bron: J. Kamermans, Het Tegelboek, p. 112.
Tableau van een landschap met een geïntegreerde kolom-omlijsting, ca. 1900. Bron: J. Pluis, De Nederlandse Tegel 1570 - 1930, p. 168.

Vanaf de zeventiende eeuw werd het mode om de achterwand van schouwen te gaan betegelen, min of meer gelijktijdig met de opkomst van de gietijzeren haardplaten. Hoe mooi en sierlijk de schouw werd uitgedost, hing sterk af van de welstand van de boer die hem liet maken. Niet zelden diende de schouw als pronkstuk in de boerderij. Ook kwam het voor dat de oorspronkelijke eenvoudig uitgevoerde schouw in betere tijden werd voorzien van prachtige tegels en versieringen. Met andere woorden: aan de tegels is niet altijd het bouwjaar van de boerderij te bepalen. Naast de bekende antieke tegels uit Delft, Harlingen en Makkum, komen we in veel oude boerderijschouwen ook tegels tegen die afkomstig zijn uit de tegelfabrieken van Rotterdam en Utrecht. De meeste tegels en tableaus zijn te dateren tussen 1750-1850 maar ook oudere of jongere tegels komen voor.

Positie van schouwtegels

Aan de onderzijde van de schouwbalk zitten veelal 13 rijen tegeltjes. De tegels zijn ca. 13 cm hoog en reiken dus tot 170 cm boven de vloer. Dit is geen regel, maar komt wel veel voor. In een schouw bevinden zich links en rechts van de roetbaan (die meestal met schildpadtegels is betegeld) diverse tegeltableaus. De tegeltableaus bevinden zich meestal in de achterwand van de schouw waarbij de rest is opgevuld met zgn. witjes. Dit zijn witte tegels zonder voorstelling. In het oosten van het land tref je veel hangschouwen aan zonder betegelde roetbaan. In deze diepe hangschouwen werd in een later stadium meestal een gemetselde inbouwhaard aangebracht met een stooknis. Hierboven werd over de gehele breedte doorgetegeld. Veel voorkomend zijn tegels in de vorm van een bloempot of landschapjes, al dan niet in de vorm van doorlopende terptegels.

Tegelpilaster of -pilaren

Tegelpilasters of -pilaren komen in verschillende maten en uitvoeringen voor. Meestal is een tegelpilaster 13 of 14 tegels hoog en één of twee tegels breed. Wanneer een pilaster twee tegels breed is, wordt er ook wel gesproken over een 'dubbele pilaar'. Er zijn verschillende voorstellingen mogelijk. De meest voorkomende voorstelling zijn met exotische vogels (de Pauwenrank), met engeltjes (de Cupidokolom) of met druiven (de Druivenrank). De meeste tegelpilasters zijn mangaankleurig maar komen ook in blauw of meerkleurig (polichroom) voor. Tegelpilasters of -pilaren komen in een schouw altijd als een paar voor, waarbij je een rechter en een linker pilaar hebt. De voorstelling en schaduwzijde van de linker en rechter is meestal gespiegeld. Omdat bij een schouw oorspronkelijk het open vuur in het midden brandt, hoort de geschilderde slagschaduwzijde aan de buitenzijde geplaatst te zijn. Bij een 18-eeuwse hangschouw bevinden zich de tegelpilasters aan de buitenzijde van de tableaus, op de plaats waar zich bij een 16- of 17-eeuwse hangschouw oorspronkelijk de echte pilasters of wangen bevonden. In een brede nisschouw komen ook tegelpilasters voor, maar deze bevinden zich dan meestal links en rechts direct naast de roetbaan, vaak met strook witjes ertussen. De overige tegeltableaus bevinden zich dan vervolgens aan de buitenzijde van de strook witjes.

Tegeltableau 2 x 3

In een schouw zijn dit zijn meestal tableaus uit de 18de eeuw of 19de eeuw die in paren voorkomen. Zeer bekende voorstellingen daarbij zijn een hond en een kat, een boer met paard en boerin met koe of een haan met een hen. Deze tableaus werden meestal links en rechts naast de roetbaan geplaatst, symmetrisch van ten opzichte van elkaar en ook weer rekeninghoudend met de slagschaduwzijde aan de buitenkant. Om de tableaus een nog luxueuzere uitstraling te geven, konden deze worden omlijst door zgn. randtegels. Dit zijn vaak halve tegels met een doorlopende voorstelling in de vorm van een tulpenslinger of een druivenrank.

Tegeltableau 2 x 2

Naast de bekende tableaus die uit zes tegels bestaan, kwamen er ook wel tableautjes van vier tegels veel voor. De bekendste daarvan is de gele kanarie in kooi. Daarnaast kwamen tableaus voor met kat en hond, koe en paard, landschappen en bloemvazen.

Vierpas of kwadraattegels

Vierpas of kwadraattegels werden ook veel in schouwen en wanden toegepast als tableaus van vier tegels vaak afgewisseld met witjes. Bekende voorstellingen zijn: de hoekanjelier, de gestippelde ruit, de Friese roos, de Friese ster, de tulpster, de puntster, de servetster, het servetblad, de beugels, de beugelbladen, de bloembeugels, het diagonaal decor en bogen, de victoriasteen, de kievitseitjes, de keizersveren en de Jeruzalemsveren. Vierpas of kwadraattegels komen veel voor in mangaan en blauw en enkele decors komen ook meerkleurig voor.

Grote tegeltableau's

Grotere tegeltableau's had je vaak in de vorm van bloemvazen, (boeren) landschappen of bijbelse voorstellingen. Deze grotere tableaus werden meestal toegepast op de boezem van een schouw (als deze ook betegeld werd), tussen de raampenanten of gewoon als wanddecoratie wanneer de gehele ruimte werd betegeld. Het kwam ook veel voor dat in een schouw de oorspronkelijke roetbaan met schildpadtegels werd vervangen door een groot tableau met witjes wanneer het open vuur verdween. In de schouw werd dan een kachel of fornuis geplaatst. In een enkel geval werd zelfs de gehele schouw gesloopt en kwam er op de plaats van de roetbaan een betegelde schoorsteenmantel met op de boezem een groot tegeltableau. De tegels eromheen op de achterwand zijn dan vaak ouder en hoorde oorspronkelijk bij de verdwenen (hang)schouw.

Bron

  • M. Mollema, De Boerderij Het behouden waard (Groot-Ammers, 2014) pp.99-103.
  • J. pluis, De Nederlandse Tegel 1570-1930 (Leiden, 1998) pp.189-229.