Tasruimte

Uit Agriwiki
(Doorverwezen vanaf Wisch)
Interieur van stal met tasruimte en gebintconstructie in Empe

De tasruimte is de plaats in de boerderij waar de oogst opgeslagen wordt. Wat er opgeslagen werd varieerde per bedrijfsvorm. In een melkveebedrijf werdt vooral hooi opgetast. In een akkerbouwbedrijf graan, bieten etc..

Een volle tas voor de winter[bewerken | brontekst bewerken]

Een boer kon vroeger niet zonder een of meer tasruimtes. Een akkerbouwbedrijf oogst in korte tijd grote hoeveelheden. Deze oogst werd voor korte of langere tijd opgeslagen op de tasruimte. Graan bijvoorbeeld werd -tot de komst van de dorsmachines- met de hand gedorst. Dat dorsen nam een groot deel van de winter in beslag. Een deel van de oogst was ook voor eigen gebruik nodig (bv. voederbieten) en als zaai- of pootgoed voor volgend jaar. Daarnaast moest op een melkveebedrijf het hooi voor wintervoedering worden opgeslagen.

Regionale verschillen[bewerken | brontekst bewerken]

Tasruimte bij boerderij in Veghel

De opslag van oogstproducten verschilde vroeger sterk van streek tot streek. Zo beschikten Groninger graanboeren over één of meer reusachtige schuren, waarin het graan vanaf de grond werd opgetast. Ook Zeeuwse akkerbouwers hadden grote houten schuren. Deze grote schuren waren multifunctioneel. Ze bevatten niet alleen een dorsvloer en een tasruimte, maar ook stalruimte voor het rundvee en de paarden. In de zandstreken waren de oogsten minder omvangrijk en waren de oogstschuren dus minder groot. In Noord- en Midden-Limburg leidde dit tot de ontwikkeling van een vrijstaande dwarsdeelschuur. In Noord-Brabant was de Vlaamse schuur in gebruik.

Hooiopslag[bewerken | brontekst bewerken]

In de Noord-Hollandse stolpboerderijen en de Friese kop-hals-rompboerderijen werd het hooi inpandig, op de grond in de grote tasvakken tussen de gebintstijlen opgeslagen. De boerderijtypen waren hierop berekend, omdat ze dekbalkgebinten hadden. Daarbij liggen de gebintbalken op de koppen van de metershoge stijlen, waardoor er een zee van ruimt is onder de gebintbalken. In het veenweidegebied van Zuid-Holland en het westelijke deel van Utrecht werden het hooi op de hooizolder opgeslagen. De hooizolder is de zolder boven de deel van de boerderij. Vaak was hier niet genoeg ruimte voor al het hooi. Daarom hadden deze boerderijen ook een of meer hooibergen. De Alblasserwaard (in het oosten van Zuid-Holland) had veel te kampen met overstromingen. Deze kwamen zo vaak voor dat het hooi niet meer op de grond opgeslagen werd. Al het hooi werd op de hooizolder opgeslagen. Om toch voldoende ruimte te krijgen werd de hooizolder hiervoor vergroot en verhoogd. Boerderijen met een verhoogde hooizolder worden kamelendak boerderijen genoemd.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst is gebaseerd op:

  • 'Tasruimtes in en om de boerderij', Landleven 11e jaargang, nummer 4 – juli/ augustus 2006

Links[bewerken | brontekst bewerken]

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]