Erfafscheiding

Uit Agriwiki

Om huis en haard te beschermen tegen wilde dieren en ander ongewenst bezoek, werd het erf vroeger voorzien van een afscheiding. Ook rond de weilanden werden afscheidingen gemaakt om het vee binnen te houden. Tot de achttiende eeuw waren (doorn)hagen populaire erfafscheiders, maar er waren ook wel houten afscheidingen in gebruik. Met de industriële revolutie deden metalen hekwerken en prikkeldraad hun intrede.

Natuurlijke hagen

Het erf, de siertuin en de moestuin werden afgezet met hagen van beuk, hulst, haagbeuk en iep. Ronde siertuin werden later ook liguster, buxus of taxus aangeplant. Rijkere boeren snoeiden deze struiken in allerlei fraaie vormen om hun status te benadrukken. Hagen werden ook gebruikt om het vee in de weide te houden. In de Middeleeuwen was de sleedoorn in trek: het warrige takkenstelsel en de scherpe doorns maken dat de haag voor grote grazers een ondoordringbare barrière vormt. In latere eeuwen werd ook de meidoorn gebruikt als perceelafscheiding. Deze heester hield het wild ook prima uit de moestuin.

Houten hekken

Al sinds mensenheugenis worden hekken van hout gemaakt. Hout is immers in de natuur beschikbaar en relatief eenvoudig te bewerken. Maar vanaf de Middeleeuwen was er steeds minder opgaand hout in het Nederlandse landschap. Hout werd schaars, moest worden ingevoerd en was dan te duur om er omvangrijke hekwerken van te maken. Daarom werden alleen kleine hekwerken nabij boerderij en erf en poorten van hout gemaakt.

Prikkeldraad uitgevonden

In 1873 vond de Amerikaan Joseph F. Glidden het prikkeldraad uit. Waarschijnlijk werd hij voor zijn uitvinding geïnspireerd door de osagadoorn: hiermee werden in prairiegebieden ondoordringbare heggen gemaakt. Prikkeldraad werd snel erg populair omdat het boeren de mogelijkheid bood om snel en goedkoop een terrein af te zetten. Voordeel van prikkeldraad was verder dat het gemakkelijk kon worden geplaatst.

IJzer en beton

Vanaf het einde van de negentiende eeuw werden op en rond het erf steeds meer ijzeren hekwerken toegepast. Het waren producten van de opkomende metaalindustrie. Vaak werden vormen en ornamenten geconstrueerd die van de stedelijke architectuur waren afgeleid. In de twintigste eeuw werden ook wel afrasteringen van betonnen paaltjes gemaakt waar een ijzeren buisregeling doorheen werd gestoken. Weer later werden de draadhekwerken toegepast.

Van alle tijden: water

In de waterrijke gebieden van Nederland waren vaak geen hekken en hagen nodig om percelen af te zetten. Sloten zorgden ervoor dat het vee in de wei bleef. Er was alleen een hek op de dam nodig. Water was in de waterrijke gebieden in ons land ook het voornaamste middel om huis en haard te beschermen. Zo ook in de polders ten noorden van Amsterdam. De erven van de belangrijke pachtboerderijen van rijke stedelingen waren er veelal omgeven door een gracht of sloten. De toegang tot het erf van deze boerderijen werd meestal gevormd door een bruggetje met daarop een rijkelijk bewerkt toegangshek.

Poortgebouwen

Kenmerkend aan de historische boerderijen in Zuid-Limburg en het Limburgse Maasdal is de binnenplaats die aan alle zijden is afgesloten door gebouwen. Een brede inrijpoort vormt de toegang tot deze binnenplaats. Vroeger reden daar de oogstwagens en de mestkarren onderdoor. De laatste moesten toegang tot de binnenplaats hebben omdat daar de mestvaalt lag. Herenboeren lieten meestal een apart poortgebouw bouwen. De boerderij kreeg daardoor een voornaam uiterlijk dat deed denken aan een kasteelboerderij. Het poortgebouw kon diverse vormen en functies hebben. Soms omvatte het alleen de poort en een zoldertje, maar het kon ook omvangrijker zijn en plaats bieden aan een woning.

Bron

De tekst is gebaseerd op:

Links

Verder lezen