Kapconstructie

Uit Agriwiki
(Doorverwezen vanaf Kap)

Een dak zorgt voor het afwateren van hemelwater (regenwater). Het hemelwater moet ten allen tijden afgevoerd worden van het dak af. Het dak zal dus schuin moeten lopen. Bij een hellend dak is dat logisch, bij een platdak wat minder. Toch zijn platte daken ook altijd iets hellend van opzet. Er wordt in dat geval gesproken van afschot. Afschot moet richting de hemelwaterafvoer (HWA) lopen en kan op verschillende manieren worden gecreëerd. In dit lemma wordt de constructie van een hellende kap besproken.

Kapsoorten[bewerken | brontekst bewerken]

Een kapconstructie is het bouwdeel dat de kap draagt en deze zijn vorm geeft. Een kap kan op verschillende manieren zijn opgebouwd. Afhankelijk van deze opbouw worden zij opgedeeld in 3 soorten:

Sporenkap[bewerken | brontekst bewerken]

De sporen worden als driehoek geplaatst met de bovenzijde tegen elkaar aan. De onderzijde leunen op de muurplaat. De twee sporen die met elkaar verbonden zijn en een driehoek vormen, vormen een gespan. Door middel van (een) hanenbalk(en) wordt er een driehoek gecreëerd. De hanenbalk zorgt ervoor dat de sporen van het gespan niet uit elkaar gedrukt worden door spatkrachten en de hanenbalk wordt hierbij met trekkrachten belast. Een hanenbalk wordt zo hoog mogelijk in de kap toegepast, ook kunnen er meerdere hanenbalken onder elkaar worden toegepast. In sommige gevallen wordt er niet bij elk gespan een hanenbalk toegepast.

De hanenbalk vormt een zeer belangrijk constructief onderdeel van de kap. Vaak worden hanenbalken verwijderd omdat ze in de weg zitten. Hierdoor kan de kap spatten en zelfs metselwerk horizontaal laten scheuren.

Spatkracht uit de kap heeft ervoor gezorgd dat het metselwerk horizontaal is gescheurd en geknikt. De bovenzijde van het metselwerk wil samen met de onderzijde van de sporen naar buiten. Foto: Bureau Helsdingen, Vianen.

De gespannen worden ongeveer om de 60 centimeter geplaatst en vormen op die manier een sporenkap. Over de gespannen werden in het begin van de toepassing in kappen (tot ca.1350) pannen- of rietlatten geplaatst. Deze latten geven de gespannen en daarmee de kap niet voldoende stabiliteit in de richting dwars op de gespannen. Daarna werden de gebinten vaak voorzien van een kapgebint of een jukgebint. Deze opbouwen vormen dan in de sporenkap een extra ondersteuning die de flieringen eveneens dragen, zodat de sporen ondersteund worden of verlengd kunnen worden. Ook worden er dan windschoren aangebracht die dwars op de richting van de gespannen en diagonaal in het dakvlak staan. Of er werd een dakbeschot aangebracht. Tegenwoordig wordt er bij het aanbrengen van nieuwe dakbedekking (zoals bij riet of bij het na-isoleren van een pannendak) dakbeschot in de vorm van plaatmateriaal aangebracht. Dit bevordert de stabiliteit van het dak in positieve mate. Ook houdt het tocht tegen en beschermt het de kap tegen brandoverslag.

Gordingenkap[bewerken | brontekst bewerken]

Gordingen zijn balken die horizontaal geplaatst zijn in het dakvlak. De balk wordt loodrecht (tegenwoordig met de langste zijde) op het dakvlak gesplaatst. De gordingen liggen op kepers in de buitenmuur en/of op een kapgebint. De gordingen dragen de tengels of het dakbeschot met daarop de dakbedekking. Kapgebinten die de gordingen dragen worden op veel verschillende manieren uitgevoerd. Het belangrijkste aspect hiervan is dat er driehoeken worden gecreëerd die de kap zijn stabiliteit geven.

Stijlenkap[bewerken | brontekst bewerken]

Een kap die bestaat uit ondersteunende stijlen die platen dragen die op hun beurt de sporen dragen. Deze kap komt niet veel voor in Nederland. In Zuid-Limburg worden ze wel aangetroffen.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst is gebaseerd op:

  • E.J. Haslinghuis en H. Janse, Bouwkundige termen, Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie (4de druk, Leiden 2001), p. 243
  • Bureau Helsdingen