Karnmolen: verschil tussen versies

Uit Agriwiki
Regel 25: Regel 25:
 
* Ton van der Heijden (red.) Nederland Dichterbij Boerderijen (Amsterdam 1996) 26
 
* Ton van der Heijden (red.) Nederland Dichterbij Boerderijen (Amsterdam 1996) 26
 
* Uit nieuwsbrief [http://www.boerderijenerf.nl Boerderij & Erf]
 
* Uit nieuwsbrief [http://www.boerderijenerf.nl Boerderij & Erf]
* [http://www.bureauhelsdingen.nl Bureau Helsdingen, Vianen]
+
* Bureau Helsdingen

Versie van 11 apr 2012 08:33

Op melkveebedrijven in Noord- en West-Nederland en op de gemengde bedrijven op de zandgronden werd boter gekarnd. Op de grotere bedrijven gebeurde dat met behulp van een karnmolen (ook wel rosmolen genoemd.)

Het karnen

Bij het karnen worden de boterdeeltjes uit de gezuurde melk of room afgezonderd. Dat kan op verschillende manieren gebeuren. Bij de schommel- en de tuimelkarn wordt het karnsel in beweging gebracht door een karnton op en neer te bewegen of om de as te laten wentelen. Boter karnen kan ook in een stilstaande karn. Dat was vroeger de meest toegepaste methode. Het karnsel werd in beweging gebracht door een schijf met gaten (de ‘druif’) aan een stok ( de ‘pols’) in de karnton op en neer te bewegen. Oorspronkelijk gebeurde het karnen met de hand en dat is op kleine boerderijen nog lang zo gebleven.

De paardenkarn

Toen in de zeventiende eeuw de veestapels steeds groter werden, werd het noodzakelijk een andere oplossing te zoeken om de alsmaar groeiende melkproductie te verwerken. De paardenkarn bleek de oplossing te zijn. De inzet van een paard maakte het mogelijk een grotere karnton te gebruiken, waardoor meer room in één keer verwerkt kon worden.

In kleinere boerderijgebouwen was binnen in de boerderij geen plaats voor een door paarden aangedreven karnmolen. Daarom werd op het erf, direct naast de boerderij en grenzend aan het karnvertrek, een apart gebouwtje neergezet. Daarin stond de karnmolen en kon het paard zijn rondjes lopen. Karnhuizen hadden meestal een ronde of veelhoekige vorm; soms waren ze vierkant. Ze waren opgetrokken uit steen of hout en het dak was vaak van stro. Het karnpad, de vloer waar het paard liep, bestond uit in cirkels gelegde klinkers.

Kleine rondjes

In paardenkarnmolens liep een paard kleine rondjes over een karnpad. Het had een hoofdkap of oogkleppen op tegen het draaierig worden. Het bracht een verticale boom of spil in beweging. Aan de bovenzijde daarvan was een groot tandwiel van drie à vier meter doorsnede bevestigd. De draaiende beweging werd via een mechanisme met houten tandwielen en assen overgebracht naar het karnvertrek. Vervolgens werd het omgezet in een op en neer gaande beweging, waarmee de stamper in de karnton in beweging werd gebracht. In Brabant werden karnmolens af en toe door een of os of een koe aangedreven.

Hondenkracht

Waarschijnlijk al vanaf het einde van de achttiende eeuw werden in Brabant en andere streken van ons land hondenkarnen gebruikt. In een hondenkarn loopt een hond in een grote tredmolen om bewegingsenergie op te wekken. Net als bij een paardenkarn wordt de draaiende beweging vervolgens via een mechanisme van tandwielen en bomen omgezet in een op en neer gaande beweging.

Bewaarde karnmolens

Er zijn vrijwel geen complete en authentieke karnmolens meer aanwezig. Daarvoor moeten we naar het openluchtmuseum in Arnhem. In de hele Alblasserwaard is een complete en authentieke karnmolen aanwezig. Die staat in de vervallen en met sloop bedreigde boerderij Bruggraaf 6 te Meerkerk. Restanten van dergelijke paardenkarnen worden nog wel vaker aangetroffen. Soms ligt het ronde karnpad er nog, met klinkertjes en plavuizen. Dan zie je vaak in de zoldering nog de sporen van de aanhechting van de molen in de vorm van klossen tegen de balklaag, voor het vasthouden van de spil van de molen. In de loop van de tijd zijn de meeste karnmolens verdwenen. De vermolmde molen is in stukken gezaagd voor kachelhout en het karnpad verdwenen voor een nieuwe betonvloer.


Bron

  • Landleven 10e jaargang nummer 6 november/december 2005
  • Landleven 14e jaargang nummer 5 juli/augustus 2009
  • Ton van der Heijden (red.) Nederland Dichterbij Boerderijen (Amsterdam 1996) 26
  • Uit nieuwsbrief Boerderij & Erf
  • Bureau Helsdingen