Muuranker

Uit Agriwiki

Bij oude boerderijen zijn soms fraai bewerkte muurankers zichtbaar. Deze decoratieve functie is echter van ondergeschikt belang. Muurankers hebben in eerste plaats een constructieve functie. Ze verbinden de houten constructieonderdelen van een gebouw, zoals de gebinten of de balklagen, met de muren.

Sierlijk gedecoreerd 17de eeuws muuranker in een boerderij te Kedichem (ZH). (Bron: Fotoarchief Bureau Helsdingen, Vianen)

Veelheid aan vormen[bewerken | brontekst bewerken]

De meeste ankers bestaan uit een veer (of strop) en een sleutel (of schieter of schoot). De veer is aan één zijde platgesmeed en wordt met dat deel aan de balk gespijkerd. Het andere deel steekt door de muur en is van een oog voorzien, dat buiten de muur uitsteekt. De schieter wordt door dit oog gestoken en zorgt voor de verankering. De schieter is gewoon recht en een verdikking zorgt ervoor dat hij niet door het oog van de veer kan zakken. Naast rechte ankers komen ook S-X-of Y-vormige exemplaren voor. Een voordeel van deze laatste vormen is dat ze de trekkrachten over een groter muurvlak verdelen.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Ankers horen bij uitstek bij baksteenbouw. De oudst bekende gevelankers vind je in de steden; ze dateren uit de dertiende eeuw. Op het platteland zijn ze pas veel later in gebruik gekomen. Dat komt omdat voor de bouw van boerderijen veel langer natuurlijke materialen zijn gebruikt. De oudste voorbeelden van bakstenen boerderijen stammen uit het begin van de zestiende eeuw. In de steden is men dan al weer een stapje verder. Onder invloed van de renaissance komen hier gesmede sierankers in zwang. De schieter van het anker is dan rijker bewerkt en uitgevoerd als initiaal , monogram, jaarcijfer of gesmeed in een sierlijk motief. Na het midden van de zeventiende eeuw gaan de stijlkenmerken van het classicisme overheersen. De sierlijke vormen verdwijnen en eenvoudige, rechte ankers worden weer toegepast. De ankers maken dan geen deel meer uit van de architectuur.

Gietijzer[bewerken | brontekst bewerken]

In de negentiende eeuw wordt gietijzer steeds belangrijker. Vanaf het midden van deze eeuw worden gietijzeren muurankers in industriële serieproductie gemaakt. Diverse fabrikanten geven catalogi uit, waarin verschillende modellen staan. Oude vormen worden nieuw in gietijzer nagemaakt, maar ook nieuwe vormen ontstaan zoals ankerplaten of ankerrozen. Dat zijn ronde gietijzeren platen, met in het midden een gat. Meestal zijn ze van decoraties voorzien. Door het gat wordt het uiteinde van de veer gestoken dat door de smid tot een knop wordt gesmeed. Ankerplaat en veer zijn dan vast met elkaar verbonden. Aan het eind van de negentiende eeuw worden de rozetankers verbeterd. Het uiteinde van de veer wordt dan voorzien van schroefdraad, zodat de rozet eenvoudig met een moer vastgezet kan worden.

Datering[bewerken | brontekst bewerken]

Datering van gebouwen aan de hand van jaartalankers moet erg voorzichtig gebeuren. Het is namelijk niet altijd vanzelfsprekend dat een jaartal het daadwerkelijke bouwjaar aangeeft. De jaartalankers kunnen afkomstig zijn van een ander ouder gebouw en opnieuw zijn gebruikt. Bovendien geven ze niet altijd de stichtingsdatum aan. De jaartallen kunnen ook betrekking hebben op een her-of verbouw, een familiegebeurtenis (zoals een huwelijk) of op een eigendomsoverdracht. Het komt zelfs soms voor dat een boerderij wordt gesierd met ankers die verschillende jaartallen weergeven.

Tekens op ankers[bewerken | brontekst bewerken]

Als je oude, eenvoudig gesmede ankers beter bekijkt valt op dat ze vaak van tekens zijn voorzien. Die zijn meestal aangebracht op de uiteinden. De tekens werden door de smid met een beitel in het gedeeltelijk al afgekoelde ijzer geslagen. Het Sint Andrieskruis met schuine balken is het meest voorkomende teken. Vroeger werd gedacht dat de smid dan katholiek was. Die theorie is echter twijfelachtig, aangezien het teken ook in protestantse streken voorkomt. Waarschijnlijk is het een gebruik dat steeds werd doorgegeven: van vader op zoon en van meester op gezel. Het is een versiering waar verder niets achter gezocht moet worden.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst is gebaseerd op:

  • Ton van der Heijden (red.) Nederland Dichterbij Boerderijen (Amsterdam 1996), p. 99
  • Landleven 3e jaargang nummer 2 maart/april 1998