Stinsenplant
Een stinsenplant of stinzenplant is een plantsoort die van oorsprong alleen voorkwam als ingevoerde sierplantsoort in landgoederen, pastorietuinen, boerenhoven en aanverwante milieus zoals kerkhoven en oude stadswallen. Stinsenplanten zijn typische voorjaarsbloeiers. Ze bloeien aan het begin van de lente en zijn aan het begin van de zomer alweer verdwenen. De natuurlijke omgeving van stinsenplanten bevindt zich vaak in zuidelijkere gebieden.
Naam[bewerken | brontekst bewerken]
De naam stinsenplant is afkomstig van de Friese bioloog Dr. J. Botke die in 1932 schreef over de planten die specifiek bij zogenaamde stinzen ('stins') voorkomen. Een stins betekent 'stenen huis'; stinsen waren vaak versterkte stenen huizen die in het bezit waren van adel of aanzienlijke heren met landgoederen. Botke schrijft over deze planten:
‘Het is een opmerkelijk verschijnsel, dat overal waar stinzen staan of gestaan hebben, men op de singels of op andere overhoekjes, van die aardige plantjes vindt, die men op andere plekken niet meer ziet. In de kloostertuinen, ook in die van stinzen verbouwde men groenten, geneeskruiden en ook wel sierplanten en deze bleven hier en daar behouden. Bij de Schierstins [Veenwoude] komen dergelijke stinzenplanten voor: het Haarlems klokkenspel, met een kluwen van kleine bolletjes in de grond en dubbele witte bloemen, verder Gewone vogelmelk, met schitterend witte sterretjes, die van buiten groen zijn en ten derde het Lenteklokje dat in veel op het Sneeuwklokje lijkt, maar 6 dezelfde bloemblaadjes heeft, die wit zijn met groene streepjes. Bij Kleinegeest [bij Tietjerk] groeien op het kerkhof twee soorten Helmbloem, de Holwortel en de Voorjaarshelmbloem [Vingerhelmbloem]. Ook heb ik hier wel de Gele anemoon gevonden, die verder in Tietjerk, Martenastate in Kornjum en Kuikhorne voorkomt. In mijn oude aantekeningen vind ik ook nog een Bosgeelster, die bij Veenwoude moet voorkomen.’ (vertaald uit het Fries door Willem van Riemsdijk)
Oorsprong[bewerken | brontekst bewerken]
De stinzenplanten werden waarschijnlijk door rijke landeigenaren naar Nederland gehaald uit het midden en zuiden van Europa. De rijkbloeiende, sierlijke en kleurrijke gewassen moesten de tuinen en parken meer aanzien geven. Dit kon echter niet zomaar. Aangezien het natuurlijke milieu van deze planten vaak zeer voedselrijk was moest er om de planten aan te laten slaan flink wat werk worden verricht. De grond werd vergraven, bemest, en nieuwe andere planten zoals beuken werden geplant om een geschikt biotoop te creëren.
Bron[bewerken | brontekst bewerken]
- Riemsdijk, Willem van. 'Stinzenplanten. Waar hebben we het over? What's in a name?' Stinze Stiens, https://stinze-stiens.nl/blog/waar-hebben-we-het-over-whats-in-a-name/#more-7012.
- Tonckens, Heilien, e.a. Basisgids Stinzenplanten. KNNV Uitgeverij, 2020.